Bij de onthulling van de beelden op de trap bij het Geert Groote Huis werd de volgende toespraak gehouden:
Dr. C.M. Hogenstijn
Een zuster en een broeder in de Deventer binnenstad
Toespraak bij het onthullen van het monument ter ere van Geert Grote op het Lamme van Dieseplein, op zondag 3 september 2017
Dames en heren,
Wij vieren vandaag het leven en het werk van Geert Grote, de vader van de Moderne Devotie, en dat doen we door het onthullen van twee beelden van de hand van onze stadgenoot Karoly Szekeres en van een gedicht van Johanneke ter Stege, tot voor kort onze stadsdichter.
Hoewel Geert wel ‘de grootste Deventenaar ooit’ wordt genoemd, is hij zelf hier niet afgebeeld. Dat is al gebeurd in dit huis en op de gevel van de Latijnse School op het Grote Kerkhof. Zelf zou hij dat waarschijnlijk al teveel hebben gevonden.
Ook is niet gekozen voor een geleerde moderne devoot,. Dat zou ook niet gemakkelijk zijn geweest, want die zijn er nauwelijks of niet.
Evenmin is de keuze gevallen op een heilige moderne devoot. Dat zou nog moeilijker zijn geworden, want die zijn er misschien wel, maar nooit is er één heilig verklaard.
Die beide dingen zeggen iets over de beweging die Geert Grote op gang heeft gebracht, een beweging van vernieuwde innigheid, van teruggaan naar waar het in ieders leven eigenlijk om gaat.
We eren de nagedachtenis van Meester Geert daarom in de personen van twee mensen die zijn gedachtegoed in zich hebben opgenomen en van daaruit hebben geleefd. Moderne Devotie in het leven van alledag, zoals die vorm is gegeven door een zuster en een broeder van het gemene leven.
Taal lééft en daarom kan een uitdrukking als ‘gemene leven’ verkeerde beelden oproepen. Het gaat om gemeenschappelijk leven en ook om het gewone leven, zoals dat in de tijd en op de plaats van de devoten gangbaar en normaal was.
Ook de begrippen ‘zuster en broeder’ kunnen verwarring stichten. Zij leefden in gemeenschappen, maar waren geen kloosterlingen, droegen geen uniform habijt en legden geen geloften af. Zij waren inwoners van de stad, vielen onder de rechtsmacht van de stedelijke regering en maakten deel uit van de parochie waarin hun huis was gelegen. Zusters en broeders hoorden bij het middeleeuwse stadsbeeld, zij waren op straat zichtbaar aanwezig en namen deel aan het maatschappelijk leven. Hun inspiratie vonden zij ten diepste in het leven van de eerste Christenen, zoals dat is beschreven in de Handelingen van de Apostelen. Daarmee is de Moderne Devotie bovenal een Bijbelse beweging.
De zusters zijn ontstaan uit een groep vrouwen die blijvend gastvrijheid genoten in het huis van de familie Grote aan de Bagijnenstraat. De broederschap ontstond toen Florens Radewijns enkele mannen bij hem thuis liet wonen. Hij had de ruimte, want als priester van de Lebuïnuskerk beschikte hij, hier op de hoek met de Engestraat, over een grote ambtswoning.
De zusters en broeders legden zich toe op studie, meditatie en gebed. Zij kozen uit eigen kring een huisoverste en verdienden hun brood met handenarbeid. Bedelen was er niet bij. Zij hadden hun eigen boerderijen, broodbakkerijen en bierbrouwerijen. Ook verzamelden en bestudeerden zij boeken, schreven deze over en zorgden ze voor mooie decoraties en stevige banden. Vandaar: ‘broeders van de penne’. Daarmee staan de devoten aan de basis van Deventer als stad van de cultuur en het ambacht van het boek. Het karakter van boekenstad is altijd gebleven en zal volgend jaar met een grote tentoonstelling in de Waag opnieuw in de aandacht komen te staan. Die expositie vormt een onderdeel van de viering van 1250 jaar Deventer.
De zusters blonken ook uit in textiele werkvormen, van het bewerken en wassen van vlas en wol tot het spinnen, weven, naaien en borduren. Steeds was het uitgangpunt dat iedere mens een bijdrage levert aan de gemeenschap, of het nu gaat om routineuze, ambachtelijke, artistieke of wetenschappelijke arbeid.
Dat iedere mens ertoe doet, bleek ook uit de zorg van de broeders voor scholieren aan de Latijnse School. Zij boden hen onderdak, bemiddelden bij het zoeken van goede gastgezinnen en verzorgden een programma van ‘buitenschoolse vorming’. Zo studeerden ze met de jongens toneelstukken in. Voor ieder was er een rol en soms moesten de spelers van rol wisselen. Dat wisselen van rol gebeurt in het dagelijks leven immers ook.
In het voetspoor van Grote stonden zijn volgelingen, vooral aanvankelijk, kritisch ten opzichte van het gevestigde kloosterleven. Daarin zagen ze teveel misstanden. De zusters en broeders vormden dan ook geen kloosterorde. Dat idee viel niet goed bij de kerkelijke overheid. Die zag de gemeenschappen wel als kloosters en het stichten van nieuwe orden was niet toegestaan: er waren er al genoeg. Toch verlangden sommige devote zusters en broeders naar een meer afgezonderd en beschouwend leven dan in de stad mogelijk was. Anderen beschouwden kloosters op het platteland als een toevluchtsoord voor het geval zuster- en broederhuizen niet langer door overheden werden getolereerd. De oplossing was, dat de devoten eigen priorijen stichtten. Die maakten deel uit van de Orde van St. Augustinus, maar wel in een zelfstandige congregatie. In de praktijk kwam dat ongeveer neer op een eigen kloosterfamilie, met voor de vrouwen Diepenveen en voor de mannen Windesheim als moederhuis en centrum, vandaar: de Windesheimer Congregatie. Vanuit het dal van de IJssel is die kloosterfamilie verbreid tot grote delen van Europa. Met dat al mag overigens niet worden vergeten, dat de Moderne Devotie van origine primair een lekenbeweging was met een heel groot aandeel van vrouwen.
Toen het aantal devoten toenam, stichtten zij nieuwe huizen. Hiernaast bouwden de zusters het Lamme van Diese- of Ceciliaconvent. Uit de ambtswoning van Radewijns groeide op het achterterrein, waar wij nu zijn, het Heer Florens- of Rijke Fraterhuis, waarvan de kelder onder het Geert Groote Huis aanwezig is.
De Reformatie heeft de zuster- en broedergemeenschappen en de kloosters in ons land vrijwel weggevaagd. Toch is de Moderne Devotie zo sterk gebleken, dat zij is blijven voortbestaan, ook buiten de oude vormen om. Het is een prereformatorische beweging (dus van vóór de reformatie) die velen aanspreekt, binnen en buiten kerken. Dat betekent ook, dat geen van de huidige denominaties het erfgoed van Geert Grote exclusief kan claimen en dat niemand kan beweren, met uitsluiting van anderen zijn erfgenaam te zijn.
Nog altijd zijn er mensen die, net als de vroege devoten, een rapiarium bijhouden: een aantekenboekje waarin zij korte teksten verzamelen en overdenken. Er zijn groepen die het collatiegesprek praktiseren: samen een tekst lezen en herlezen, daarop reageren, een bijpassende andere tekst of gedicht vergelijken en dat combineren met het luisteren naar muziek of kijken naar beeldende kunst. Het Meester Geertshuis, hier in de Assenstraat, biedt vanuit de kerken een diaconaal centrum, waar iedereen welkom is voor ontmoeting, advies en hulp. Een eenvoudige levensstijl met aandacht voor en toewijding aan elkaar: daar ging het om en dat spreekt nog steeds aan. Als volgend jaar het nieuwe ‘publieksboek’ over de devoten uitkomt, kunt u daar nog veel meer over te weten komen.
De nieuwe zuster en broeder zijn meer dan fraai vormgegeven klompen brons. Ze zetten ons blijvend op het spoor van Geert Grote. De stichter van het Heer Florenshuis kan ons de juiste richting wijzen met de spreuk, die staat op het eerste broederhuis hier om de hoek: ‘Als we onder elkander eensgezind zijn hebben we van buiten niets te vrezen’.
Ik ben met u benieuwd naar de beelden, ik dank u voor uw aandacht en wens ons nog een inspirerende middag toe.